white-blank-library-1024x683

Framing vanuit overeenkomsten en accenten

Volgens Chong en Druckman (20017) bestaat framing, in de context van media en communicatie, uit 2 twee basis formats - framing vanuit overeenkomst en framing vanuit het leggen van een accent of nadruk. Framing vanuit overeenkomst doet zich voor bij uitspraken en informatie die er logisch gezien gelijkaardig uit zien, en waarbij er enkel een verschil zit in de formulering zelf. Men ziet dat nuances in de formulering er kunnen voor zorgen dat personen hun voorkeuren veranderen.

Gebeurt framing van uit het leggen van een accent of een nadruk, dan ziet men dat personen hun oordeel laten afhangen en beïnvloed worden door hetgeen in de boodschap opzettelijk door de onderzoekers is benadrukt.

In de psychologie - en bij uitbreiding ook in de economie - is de impact van het verschillend formuleren van eenzelfde boodschap bestudeerd door Kahneman en Tversky (1981). Zij illustreren hoe het formuleren van een eenzelfde probleem op verschillende manieren, aanleiding kan geven tot verschillende voorkeuren van oplossing. Dit betekent dat enkel en alleen al door de gekozen formulering, voorkeuren van personen kunnen beïnvloed of gewijzigd worden, en dus ook besluitvormers kunnen worden geleid naar oplossingen die, door de persoon die het frame manipuleert, als meer wenselijk worden beschouwd.

Het experiment van Kahneman en Tversky bestond uit twee groepen mensen

Beide groepen kregen de volgende situatie te zien: stel je voor dat de VS zich voorbereidt op het uitbreken van een ongewone Aziatische ziekte, die naar verwachting 600 mensen zal doden. Beide groepen kregen twee mogelijke programma's om de ziekte te bestrijden voorgesteld. Daarna werden de antwoorden vergeleken

De eerste groep kreeg de keuze tussen twee wetenschappelijke programma's, A en B

De gevolgen van hun keuze werden als volgt geformuleerd: Een keuze voor Programma A betekent dat van de 600 personen er "200 mensen worden gered ", een keuze voor Programma B betekent dat er "1/3 kans dat is dat 600 mensen worden gered, en 2/3 kans dat er geen mensen worden gered."

De deelnemers van deze groep gaven de voorkeur aan programma A (72%) tegenover B (28%) De tweede groep kreeg de keuze tussen twee andere programma's, C en D. Op basis van hun keuze zullen van de 600 personen in Programma C: "400 mensen sterven", in Programma D : "is er 1/3 kans dat niemand zal sterven, en 2/3 kans dat 600 mensen zullen sterven."

Hier gaven de deelnemers de voorkeur aan programma D (78%), in vergelijking met C (22%). Merk op dat programma A en B logisch en wiskundig identiek zijn, en dat dit ook voor programma C en D het geval is. Het verschil in keuze berust dus enkel op een verschillende indruk en interpretatie van eenzelfde boodschap. Het is duidelijk dat er de keuze veranderd als de beslissing wordt geformuleerd in termen van het redden van levens (groep 1) in tegenstelling tot wanneer de beslissing wordt geformuleerd in termen van verwachte sterfgevallen (groep 2).