Hier vind je een makkelijk leesbare en handige samenvatting van onze observaties en aanbevelingen op basis van de De Facto 2019-enquête van leerlingen en leerkrachten. Het is bedoeld als een snelle referentiegids. Klik op de linkerbanner hierboven voor het volledige rapport en de analyse.
De samenvatting bevat een beknopte vorm van adviezen en aanbevelingen die terug te voeren zijn op het volledige document waar ze zich in de context bevinden en voorafgegaan worden door analytisch denkwerk.
Rekening houdend met de belangrijkste redenen van leerlingen om een opdracht niet leuk te vinden ...
- Maak uw leerlingen duidelijk welke tijdsdruk prioritair en doorslaggevend is: (1) de tijdsdruk van de deadline voor het indienen van de opdracht, of (2) de tijdsdruk van de deelopdrachten en activiteiten die in groepsverband uitgevoerd moeten worden om de opdracht te voltooien.
- Op basis van je voorkeur, suggereer je geschikte strategieën voor tijdsmanagement en stressmanagement.
- Om overweldigende gevoelens van tijdsdruk en angst te verminderen, moeten specifieke noden op schoolniveau geïnventariseerd worden. Vervolgens kunnen adequate maatregelen genomen worden, o.a. bijscholing.
- Leerkrachten zouden baat hebben bij het kennen en begrijpen van de redenen achter de terughoudendheid van een leerling bij een groepswerk. Individuele voorkeuren moeten gerespecteerd worden en het is niet de bedoeling om van iedereen een teamspeler te maken. Is het angst van een leerling om in groep te werken of is het een gebrek aan vaardigheden om in groep te werken, maar zien ze het groepswerk op zich wel zitten.
- Louter pragmatisch, raden we leerkrachten aan voorbereid te zijn op opdrachten met mogelijkheden voor leerlingen die goede redenen hebben om minder enthousiast te zijn over groepswerk.
- We passen opdrachten aan volgens een soortgelijke logica zoals wanneer leerlingen redenen hebben om andere opdrachten, vb. het praten voor een groep, niet graag te doen.
- Wij stellen voor dat leerkrachten hun opdrachten geregeld evalueren en aanpassen/bijstellen met volgende 3 toetsstenen in het achterhoofd: (1) te veel werk in vergelijking met het belang van de opdracht, (2) te academisch/niet praktisch, en (3) te weinig relevantie voor de echte wereld.
- Leerkrachten kunnen eventueel methoden bedenken om het werk voor de leerlingen te vereenvoudigen of te vergemakkelijken: (1) noodzakelijkheid om zelf naar bronnen te zoeken, en (2) te veel tijd spenderen aan het identificeren en doorbladeren van lange lijsten met bronnen.
Rekening houdend met het belang dat leerlingen hechten aan het verifiëren van hun informatiebronnen ...
- Leerkrachten mogen het niet vanzelfsprekend vinden dat leerlingen het belang van het controleren van informatiebronnen volledig begrijpen. Het is een onderwerp dat best geregeld besproken wordt.
- Er is een aanzienlijke groep leerlingen die er niet in slaagt om het belang van bronverificatie te verwoorden, en een kleinere groep die gelooft dat het helemaal niet nodig is om dit te doen. Tenzij leerkrachten hen er bewust van maken, zullen ze altijd een groep vertegenwoordigen die in toenemende mate wordt bedreigd door desinformatie en manipulatie. Leerlingen uit het secundair onderwijs blijken hier bijzonder kwetsbaar voor.
Rekening houdend met de mate waarin het gebruik van bronnen door leerlingen overeenkomt met de verwachtingen van de leerkrachten...
- Wij stellen scholen en individuele leerkrachten voor om een eenvoudig systeem te ontwikkelen en te gebruiken dat een basisnorm vastlegt en vervolgens de prestaties meet aan de hand van die maatstaf. Om dit systeem vorm te geven kan je altijd een soortgelijke methode volgen zoals de bestaande modellen voor plagiaatdetectie.
Rekening houdend met hoe leerlingen beslissen welke bronnen ze gebruiken voor een opdracht...
- 38% antwoordt dat ze bij elke gelegenheid/opdracht naar bronnen zoeken. Dit beschouwen we als een goede werkwijze die leidt tot een betere informatievoorziening, minder vooringenomenheid en een betere kwaliteit van informatie (grotere relevantie). Leerkrachten moeten deze methode voortdurend stimuleren.
- Het gebruik van bronnen zoals 'familieleden' en 'andere sociale kringen' schatten we als ietwat alarmerend en potentieel gevaarlijk in. Dergelijke bronnen zijn (ook al is het geen algemene regel) zeer vaak besmet zijn met mis- en desinformatie. Ze kunnen een rol spelen in de onderwijscontext indien de inhoud gemonitord wordt. Leerkrachten dienen in actie te schieten om leerlingen uitleg te geven en te bespreken hoe zij informatievaardigheden kunnen opbouwen en ontwikkelen.
Rekening houdend met het feit of leerkrachten een formele lerarenopleiding hebben gevolgd...
- Het zou nuttig zijn om dit verder te onderzoeken en de mogelijke verschillen in de praktijk van leerkrachten met en zonder formele pedagogische opleiding te onderzoeken. Een dergelijk onderzoek kan worden uitgevoerd op het niveau van een onderwijskoepel, een scholengemeenschap of op het niveau van een individuele school. Dit zou belangrijke verschillen aan het licht kunnen brengen die, in een cultuur die voorbeelden van deskundigheid stimuleert, nieuwe ideeën en inzichten in verschillende dimensies van het lerarenberoep zouden kunnen opleveren.
Rekening houdend met de formele beoordelingscriteria van de opdrachten met betrekking tot de keuze, de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de informatiebronnen...
- Wij denken dat leerkrachten broncontrole om verschillende redenen vermijden: gebrek aan tijd om dergelijke controles goed uit te voeren; gebrek aan inzicht in het belang ervan; of gebrek aan kennis en vaardigheden om ze uit te voeren. Dit alles kan gerealiseerd en aangepakt worden door de leerkrachten zelf, of door een geschikte ondersteunende structuur in hun scholen of in opleidingsinstellingen.
Rekening houdend met de vraag welke informatietypes je aan de leerlingen moet aanbevelen...
- Het is een goede zaak dat er verschillende soorten bronnen worden gebruikt. Het is bewezen dat dit een factor is voor een grotere betrokkenheid en motivatie. We raden leerkrachten dan ook aan om na te denken over een verscheidenheid aan bronnen. Met betrekking tot mis- en desinformatie laat de diversiteit aan onderwerpen de deur open voor discussies over de verschillende methoden van bedrog en manipulatiepogingen die verschillende soorten bronnen gebruiken.
Rekening houdend met de favoriete informatiebronnen...
- Ons advies aan leerkrachten zou zijn om de favoriete informatiebronnen van de specifieke groepen leerlingen waarmee ze werken in het oog te houden. Zorg ervoor dat de leeropdrachten (en zelfs alle leeractiviteiten) een groot aantal bronnen bevatten die de leerlingen boeiend en motiverend vinden en waarmee ze zelfverzekerd aan de slag kunnen gaan.
- Dit kan betekenen dat de leerkrachten buiten hun eigen comfortzone van beproefde werkwijzen en bronnen moeten treden. Ze zouden dit ook kunnen aangrijpen om te observeren hoe verschillende informatiebronnen worden gebruikt als platform voor pogingen tot desinformatie en manipulatie. Dergelijke observaties zouden een waardevol onderdeel zijn van elke gerichte (bij)scholing op het gebied van informatievoorziening (digitale geletterdheid & mediageletterdheid).
Rekening houdend met de merhoden die leerlingen gebruiken om informatie te verifiëren...
- Het gebruik van online expertplatformen om een vraag te stellen als een methode om bronnen te verifiëren, heeft veel onbenutte mogelijkheden. Op basis van onze expertise en de kwaliteitsvolle kennisinfrastructuur achter sommige van deze fact-checkingwebsites en diensten, willen we leerkrachten aanmoedigen om deze mogelijkheid te onderzoeken. Bovendien kunnen ze met hun leerlingen bespreken hoe ze dit deskundige potentieel optimaal kunnen benutten.
- De enquête bevestigt dat een groot aantal mensen (ook leerlingen) informatie verwerken door nieuwe feiten en stellingen te vergelijken met wat ze al weten. Dit is een snelle en bruikbare methode die zonder veel moeite resultaten oplevert. Hier schuilt echter veel gevaar in. Zoals we weten van De Facto's onderzoek naar frames en framing en de neurowetenschappelijke structuur die hierachter zit, zal ons brein zeker informatie afwijzen en verwerpen die niet overeenkomt of voldoet aan onze bestaande opvattingen of overtuigingen. In het tegenovergestelde scenario zullen onze bestaande opvattingen juist bevestigd en dus versterkt worden. Dit betekent dat als we onjuiste inzichten hebben en correcte, waarheidsgetrouwe informatie ontvangen, deze methode de waarheidsgetrouwe informatie zal afwijzen en negeren om de geldigheid van het bestaande referentiekader te behouden. We raden ten stelligste aan dat leerkrachten hun leerlingen deze cognitieve processen uitleggen en duidelijk wijzen op het gevaar dat deze methode om bronnen te controleren met zich mee brengt. Zeker als deze methode vaak toegepast wordt.
- Onze werkhypothese is dat sommige ondervraagden zich niet volledig bewust waren van wat een feitenchecker is (we gaven geen definities of voorbeelden in onze vraag). Waarschijnlijk bekeken ze het in bredere zin en beschouwden ze elke website waar je een feit of uitspraak kan controleren door de informatie te doorzoeken als mogelijke feitenchecker. We bevelen leerkrachten en docenten aan om na te gaan of websites die feiten controleren, buiten onze verwachting, een enorm populair hulpmiddel zijn bij studenten of dat ze amper gekend en nauwelijks gebruikt worden. De uitkomst van deze bevraging zal bepalen waar we de nadruk op moeten leggen. Ofwel wenden we ons tot de fact-checkingwebsites en werken we met hen samen om een veel breder draagvlak voor het onderwijs te creëren. Ofwel ondersteunen we de leerkrachten om de aard van de fact-checking-websites en -diensten te presenteren en uit te leggen.
Als je overweegt om een minimum aantal bronnen te specificeren die leerlingen kunnen gebruiken voor hun opdrachten...
- Expertise toont aan dat het voor het opbouwen, ontwikkelen en in stand houden van informatievaardigheden belangrijk is om te leren hoe je een verscheidenheid aan informatiebronnen en -types kunt gebruiken en hoe je ermee kunt werken. Een manier om ervoor te zorgen dat dit aspect van een opdracht niet over het hoofd wordt gezien, is om leerlingen te instrueren dat ze verschillende bronnen en informatietypes moeten gebruiken. Dat zou een goede eerste stap zijn richting het tijdig aanpakken van het probleem van mis- en desinformatie en zou de basis leggen voor het inzicht in de vele manieren waarop informatie kan worden gebruikt om van de ene plaats naar de andere te reizen, of zelfs van de ene geest naar de andere.
Als je overweegt om specifieke bronnen op te leggen die leerlingen moeten gebruiken voor hun opdrachten...
- Leerkrachten die de specifieke bronnen zelf aanleveren, kan een zeer relevante en geschikte methode zijn in een vroeg stadium van het onderwijs, op een moment dat de leerlingen nog niet voldoende vaardigheden hebben ontwikkeld om zelfstandig bronnen te zoeken, te selecteren, te controleren en te beoordelen.
- Een opdracht geven met een lijst van aanbevolen, maar niet verplichte, bronnen kan een vorm van persoonlijke onderwijsstijl zijn, maar het kan ook een bewuste onderwijsstrategie zijn. Hierbij hebben de leerlingen de vrijheid om zelf bronnen uit te pluizen en keuzes te maken, tegelijkertijd fungeert de lijst als ondersteuning voor leerlingen die mogelijk problemen ondervinden met dit soort activiteiten.
- In plaats van te werken met 'witte en zwarte' lijsten voor websites, stellen we voor dat leerkrachten voldoende ondersteund worden in hun mediawijsheid en dat zij vollop inzetten op mediawijsheid bij de leerlingen. Een zwarte lijst opstellen is de gemakkelijkste manier om het probleem van desinformatie te benaderen maar tegenover de snelheid staat het gebrekkig proces dat er achter schuilt: de vooringenomenheid van de opsteller(s).
Rekening houdend met hoe gemakkelijk of moeilijk het is voor leerlingen om de bronnen te gebruiken die je als leerkracht aanbeveelt...
- Voor de verhouding tussen moeilijke/makkelijke bronnen, antwoorden volwassenen met een ratio van 1/1,5; universiteitsstudenten geven een ratio van 1/1; leerlingen in het secundair beroepsonderwijs geven een ratio van 1/2. Voor het secundair onderwijs in het algemeen is het een ratio van 1/3. Leerlingen in deze groep worden, met andere woorden, geconfronteerd met aanzienlijk minder moeilijke bronnen dan de rest. Leerkrachten zouden kunnen nagaan en testen of het verhogen van de moeilijkheidsgraad van sommige bronnen meer evenwicht kan brengen en een uitdaging kan vormen voor meer ervaren leerlingen. Dit advies kan uitgebreid worden als een 'good practice' voor leerkrachten: zorg ervoor dat sommige van de bronnen die je aanlevert makkelijker zijn en sommige moeilijker zodat ze een uitdaging bieden voor degenen die het aankunnen. Dit kan resulteren in een grotere betrokkenheid en meer motivatie.